Ondanks
slechte voorspellingen is het droog gebleven. Ze hadden storm,
onweer en regen voorspeld, maar geen van drieën is langs geweest.
Als we opstaan, is de lucht grijs. Meer donkergrijs dan lichtgrijs.
Voor het eerst sin ds Harwich vertrek ik met de jas aan.
Vanuit
Bude hebben we eerst nog een stukje langs de kust. We zien
spectaculaire kliffen en witte strandjes. De weg gaat op en neer en
ik voel de zweetdruppels al in de bilnaad.
In Widemouth Bay gaan we even naar het strand. Er is een behoorlijke
branding en de eerste surfers zitten al in het water. Wij willen ook
even met de voeten in de Atlantische oceaan staan, dus de schoenen
gaan uit en even later spoelt de oceaan om ons heen. Been there,
done that!
De route gaat verder langs de kust. We gaan
eerst met 30% naar beneden. Dat betekent haast alleen maar in de
remmen knijpen. Beneden aangekomen hebben we de eerste drie
streepjes te pakken, in het boekje zeer steil en in de
buitencategorie ingedeeld.
Hij is ook 30% en als ik beneden er
tegenaan kijk, zakt de moed me al in de schoenen. Ik snap niet hoe
ze dit soort wegen asfalteren. Het asfalt moet er toch gewoon van af
vallen? Ik probeer niet eens te fietsen en ga meteen maar lopen.
Bijna een kilometer lang en daarbij de fiets en de 25 kilo bagage
duwend. Boven gekomen lijkt het alsof ik een uur in de zomer
hardgelopen heb. Compleet doorweekt. Saskia ziet er al niet beter
uit.
Een paar kilometer verderop is het onderwerp
van discussie van de laatste dagen; gaan we via de beschreven route
langs de kust of via fietsroute 3?
Volgens het boekje is de
kustroute ’mooi’ maar heeft hij ook nog drie klimmen zoals we
zojuist gehad hebben, Waarvan één wel 2200 meter lang is. De route 3
is minder mooi, hij noemt hem zelfs saai, maar ook minder zwaar. Ook
klimmend, maar dan geleidelijk. Als de kustroute ook langs de kust
had gelopen, dan was het een pré geweest, maar hij loopt grotendeels
door het binnenland. Dat, en de helling die we net hebben mogen
proeven geven de doorslag. Volgens Loes hebben we last van het
syndroom van F. en hiermee bedoel ik niet het veel gebruikte Engelse
woord van vier letters beginnend met een F. in dit geval is F. een
vriend die hier ook gefietst heeft en zo gallig werd van de
nutteloze klimmen, dan hij weer naar huis is gegaan. Afijn , de
kustroute wordt de niet genomen weg van deze vakantie.
De saaiheid valt mee. Het zijn weer
single-track wegen met hoge heggen. Via route 3 klimmen we langzaam
naar de 300 meter waarop de Bodmin Moor ligt. Het is het dak van
Cornwall. Bekend van ’The beast of Bodmin’ (soort Nessie maar dan in
een kat-achtige variant) en de ’Jamaica Inn’ (bekend van het
gelijknamige boek van Daphe du Maurier). We zien beide niet, maar
ervaren wel de leegte en de desolaatheid. We fietsen slechts over de
randen van de moor langs een verlaten militaire basis en over een
oud vliegveld. ’Pas op voor vliegtuigen’ staat er nog. Nu loopt het
vee hier los rond, binnen gehouden door ’cattle grids’ en hekwerken.
Als echte Groningers houden wij wel van dit open en weidse.
Maar deze is in de ruige variant met veel stenen muurtjes. De
grijsheid is uit de lucht verdwenen en we fietsen regelmatig in de
zon. Af en toe valt er een drup, maar het mag geen naam hebben. Door
het open landschap krijgen we weemoed naar een vlakke weg. Onze
wensen worden verhoord want na een lange afdaling komen we bij de
’Camel trail’.
Deze is niet vernoemd naar een experiment met
kamelen als alternatief voor goederenvervoer via de trein en over
het water. Maar hij loopt langs het riviertje de Camel. Ook hier
weer een heerlijk vlakke spoorlijn omgebouwd tot fietspad dat mooi
tussen de bossen en langs de rivier ligt. Zonder stijgingen trappen
we makkelijk boven de 20 km/uur. Hij is erg populair voor een
fietstochtje. Er zijn diverse fietsverhuur bedrijven en ze verhuren
aan iedereen. Hierdoor krijg je een fietspad bevolkt met mensen die
in 20 jaar niet op de fiets hebben gezeten, die slingerend van links
naar rechts gaan en niet weten aan welke kant ze moeten gaan rijden
als er gebeld wordt. Maar met souplesse navigeren we hier doorheen.
Bodmin laten we links liggen. In Wadebridge doen we boodschappen en
voor we het weten fietsen we via de riviermonding van de Camel
Padstow binnen. We zoeken de camping op waar Loes al staat. Vandaag
heeft ze ons ongemerkt weer ingehaald. We betalen £ 15 (en 0,40 per
douche) voor de camping en daarvoor kunnen op een groot scheef veld
staan. Het voordeel van een klein tentje is dat je altijd wel een
vlak stukje vindt. Voor ons ligt die in de uiterste hoek zodat je
brood mee moet nemen als je onderweg gaat naar de wc.
Het eten bestaat deze keer uit een salade en
brood met knakworst. Tijdens het eten moeten we nog even binnen
schuilen voor de regen. Daarna lopen we naar Padstow. Het heeft een
mooi haventje maar is vooral bekend van de tv-kok Rick Stein. De man
heeft hier monopolie gespeeld en bezit het halve dorp. Je kunt geen
kant opkijken of de naam Stein staat op een winkelpui. Daarom noemen
ze het dorp ook wel Padstein. Het is er druk met toeristen.
Ze
staan in de rij voor de fish and chips van Stein. Bij een ijs-salon
(waarom heet dit eigenlijk salon? Net als een kapsalon?) waar ze
koffie en wifi hebben gaan we even zitten. Tijdens de koffie kunnen
de reisverslagen even geplaatst worden. Daarna nemen we nog een
ijsco en bekijken het dorp. Het is wel mooi geweest zo. We lopen
terug en kruipen in de slaapzak.
Klik op een foto hieronder om hem groter te zien. Je kunt daarna
bladeren met de pijtjestoetsen